Exclusief met Adrie van der Poel op pad in de natte Parijs-Roubaix van 2021: “Mooiste hel op aarde”

Adrianus Aloysius Jacobus van der Poel. Geboren op 17 juni 1959 in Bergen op Zoom en opgegroeid in Hoogerheide. Als jonge wielrenner kende hij slechts één droom: Parijs-Roubaix winnen. Ondanks een uitpuilende erelijst en een lange loopbaan als profwielrenner is de West-Brabander nooit in die missie geslaagd. “Ik zou geen enkele topklassieker ervoor willen inruilen, maar de kers op de taart ontbreekt wel”, erkent hij nu eerlijk. Tijdens de laatste editie in oktober, mocht RIDE Magazine exclusief met hem mee op pad in l’Enfer du Nord.

Dit interview was eerder te lezen in de RIDE Voorjaarsgids van 2022.

Adrie van der Poel wist de Ronde van Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik, Amstel Gold Race, Clásica San Sebastián, Parijs-Tours en Parijs-Brussel te winnen. Tel daarbij op een zilveren WK-medaille op de weg, een wereldtitel in het veld (naast vijf keer zilver en twee keer brons), twee Tour de France-etappes, een dag de gele trui en een tweede en derde plek in de Ronde van Lombardije. Daarnaast vele overwinningen in andere koersen, een batterij nationale titels en talrijke ereplaatsen. Én een derde plaats in Parijs-Roubaix. De Helleklassieker die Van der Poel zo graag wilde winnen, maar nooit wist te winnen.

Het is zondagmorgen 3 oktober om zes minuten na half negen in de morgen, als we het erf van de Van der Poels oplopen in de bossen van Kapellen. “Normaal had ik gezegd: ‘zes minuten te laat’. Maar nu kwam het me wel goed uit, want ik heb net alles gereed”, verwelkomt Adrie ons. De toon is gezet, waarna we in de stromende regen voor een autorit van zo’n drie uur naar Troisvilles vertrekken. De eerste van dertig kasseistroken in Parijs-Roubaix. In de lange autorit valt het amper tien seconden stil en de anekdotes over de Koningin der Klassieker vliegen over het dashbord.

We rijden in een witte wagen van Alpecin-Fenix met een gepersonaliseerd nummerbord van zoon Mathieu: MVDP-3. Naarmate we de eerste kasseistrook naderen, rijden we meer en meer parallel aan het parcours waar de renners enkele uren later oorlog maken in de met regen doordrenkte Franse middeleeuwse paden waar de gevreesde kasseien door de dikke modderlaag nog nauwelijks zichtbaar zijn. We passeren op de A23 de afslag Orchies. “Kijk, daar loopt strook 13”, wijst hij tussen de velden, haaks op de snelweg. Het valt op hoeveel de klassiekerspecialist van weleer nog weet over de omgeving. “Krijg ik vandaag de kans om hem helemaal te rijden, dan rijd ik Parijs-Roubaix volgend jaar met mijn ogen dicht. Ai, maar niet met de conditie die ik nu heb, hoor”, grijnst hij.

Roubaix, klassieker met mythische magie

Voor Van der Poel is de Helleklassieker dé mooiste koers van het jaar. “Die slechte wegen, dat vond ik altijd al iets hebben. De ziel van vroeger zit nog in deze wedstrijd. Voor mij is dat super speciaal. Het komt ook omdat je écht maar één keer per jaar over deze wegen koerst, heel soms twee keer per jaar als de Tour de France ook stukjes ervan pakt. Dat maakt het uniek. Al die klassiekers in Vlaanderen zijn ook leuk, maar het is veelal hetzelfde. Die hellingen en kasseistroken rijd je soms wel vier of vijf keer per voorjaar. Dat is niet bijzonder meer. Voor mij is Roubaix te vergelijken met een WK, net zo zeldzaam.”

De secteurs – zoals de Fransen hun kasseistroken noemen – in het noorden van Frankrijk zijn ook niet te vergelijken met die in Vlaanderen. “Om het een beetje uit de context te zeggen: in Vlaanderen zijn de kasseistroken bijna asfaltwegen bij wat ze in Noord-Frankrijk voorgeschoteld krijgen. De stroken in Vlaanderen zijn ook redelijk egaal, maar hier zijn ze doorleefd. De kant begint wat hoger, dan zakt het wat in, vervolgens krijg je een hele rug, zakt het weer in en dan naar de kant loopt het weer een beetje omhoog. Het zijn wegen die er misschien al honderd jaar liggen. Door de machines die erover rijden hebben ze die kenmerkende vorm aangenomen.”

Mathieu van der Poel in actie in Parijs-Roubaix 2021 – foto: Raymond Kerckhoffs

Dat gaan ze ook niet meer op kalefateren, mede dankzij stichtingen als Les Amis de Paris-Roubaix. Tot tevredenheid van de liefhebber pur sang. “Je rijdt door een groot beschermd gebied. Alle stroken die ze nu nog aandoen, vallen – om het maar op z’n Nederlands te zeggen – onder natuurmonumenten. Deze wegen zullen ze nooit meer asfalteren. Het is een stuk historie. De wedstrijd is 125 jaar oud. Het is natuurlijk fantastisch dat dezelfde wedstrijd nog steeds op de kalender staat met. Het haalt het beste uit de mens, maar ook het beste uit het materiaal naar boven.”

Jaarlijks kijkt Van der Poel uit naar de Hel van het Noorden. “Ik leef er altijd naartoe”, zegt hij als we op honderd meter van de strook Troisvilles uit de wagen stappen, de stromende regen en het gure herfstweer tegemoet. Door de vele regenval stroomt het water in de gootjes van de weg, langs de kasseien naar beneden. De stenen zijn spekglad en in de berm en de goten glijd je weg in de modder en het drassige gras. “Ik breek hier lopend al bijna mijn benen, laat staan fietsen”, merk ik op. Adrie lacht: “En dan is dit nog een goede strook, hè.”

Roubaix, equivalent van materiaal, techniek én geluk

Mart Smeets zei het ooit zo mooi: “De kasseien in Parijs-Roubaix zijn vanuit een helikopter vanaf honderd meter boven de grond naar beneden gesmeten en daarna noemden ze dat een weg.” Adrie monstert dan naar een stuk van de Troisvilles-strook en wijst aan wat de vermaarde tv-journalist bedoelt. “Er zitten echt spleten tussen, waarin heel je wiel verdwijnt”, legt hij uit. “Maar in principe rijden de profs hard genoeg, dat je wiel geen tijd heeft om tussen zo’n spleet te duiken. Zeker als je in Roubaix de wind in de rug hebt. Dat scheelt enorm.”

“Roubaix haalt het beste uit de mens én het materiaal”

Een andere ontwikkeling die eraan bijdraagt dat renners steeds beter over de keien kunnen dokkeren, is het materiaal. En laat dat nu net een tweede liefde voor Van der Poel zijn. Anno 2022 is het rijden over kasseien een stuk plezieriger dan in zijn tijd, ondanks dat de fietsen tegenwoordig weinig comfort meer bieden. “Ze hebben van alles geprobeerd: voorvorken die anders geveerd waren, ze hebben full suspension geprobeerd. Maar dat is allemaal bij één keer gebleven, omdat je zo veel kracht verliest – al kon je full suspension toen nog niet blokkeren, dat kan nu wel. Je fiets werd door de vering een stuk zwaarder, dat woog ook wel mee.”


Dit is een verhaal uit RIDE Magazine.
Maak een GRATIS account aan om het hele artikel te lezen.