Thymen Arensman is in 2022 definitief doorgebroken als ronderenner. Daarin is hij in Nederland uniek in zijn soort. Na het afscheid van Tom Dumoulin en het nakende pensioen van Robert Gesink, Steven Kruijswijk en Bauke Mollema als grote ronde-kopman, is alleen Wilco Kelderman over als Nederlandse wereldtopper. Daarna blijft het stil. Angstvallig stil. Tot de zesde plaats van Arensman in de recente Ronde van Spanje. Een interview over het uitstippelen van zijn eigen route naar de top, de vastberadenheid om bij INEOS Grenadiers geen stap over te slaan en het voorlopig wegblijven uit de Nederlandse schijnwerpers.
Dit interview was eerder te lezen in de RIDE Wintergids van 2022
Het is de vrijdag voor de Ronde van Lombardije aan het begin van de avond als Thymen Arensman ons opwacht in het imposante Cosmo Palace Hotel in Milaan. Na een lang seizoen van de UAE Tour (20 februari) tot aan de Italiaanse herfstklassieker (8 oktober) – 68 van zijn 75 koersdagen rijdt hij op WorldTour-niveau, incluis een volledig Giro d’Italia en Vuelta a España – is hij naar eigen zeggen nog fris. Zijn hoogste hartslag van het seizoen haalt Arensman drie dagen eerder in Tre Valli Varesine. “Het voelt goed als ik merk dat anderen moe zijn en ik dan nog kan doorgaan. Daar is mijn lijf voor gemaakt”, legt hij ons uit.
Uiteindelijk blijken de twee Italiaanse eendagskoersen er net te veel aan. Niet zo zeer fysiek, wijst zijn data uit. Net dat is Arensmans grote talent. Zijn lichaam kan veel hebben. Extreem veel hebben, leren ze bij Team DSM. Hoe veel zware trainingen ze de jonge Nederlander de laatste twee en een half jaar ook geven, hij raakt maar niet vermoeid. Net daarom durven ze het aan om de jongeling twee grote rondes te laten rijden het afgelopen seizoen. Ongekend, op zijn leeftijd. Zelfs Tadej Pogačar (24) heeft dat nog niet gedaan. Maar naast een fysiek supertalent, moet je ook mentaal sterk zijn om het te maken als topper. Een kijk in zijn ziel.
‘Misschien was ik wel sneller goed dan ik wilde’
De naam van Tadej Pogačar viel al eerder. Het Sloveense wonderkind is op dit moment misschien wel de beste wielrenner ter wereld. Zijn naam en die van Arensman zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De Nederlander werd in 2018 – als 18-jarige – tweede achter Pogačar in de Ronde van de Toekomst. Plots was Arensman het middelpunt van de aandacht van de beste teams ter wereld. Op die leeftijd al zo’n dijk van een Tour de l’Avenir rijden, dat moest wel een speciaal talent zijn. “Ik weet nog goed dat Tadej daar niet super veel beter was dan de rest. Alleen keken we toen allemaal naar Iván Sosa, die prof was.”
Ik kies bewust voor de geleidelijke weg
“Pogačar reed weg in een korte bergetappe van 35 kilometer”, herinnert Arensman zich. “Niemand reageerde daar echt op en dat was de basis voor zijn eindzege. In de rit over de Col d’Iseran gebeurde vervolgens hetzelfde. Heel knap dat hij daar wegbleef, want daar moet je wel superhard voor omhoog rijden. Natuurlijk zag je dat het een enorm talent was. Maar dat hij een jaar later al als derde kon eindigen in de Vuelta en er drie ritten won, had ik daar niet zien aankomen. Bij de profs heeft hij een reuzensprong gemaakt. Het is een mooi voorbeeld dat iedere renner zich anders ontwikkelt. Ik kies bewust voor de geleidelijke weg.”
Achteraf ziet hij die tweede plek in de mini-Tour de France niet meteen als gunst. “Totaal niet. Ik heb het eigenlijk als vervelend ervaren.
Dit is een verhaal uit RIDE Magazine.
Maak een GRATIS account aan om het hele artikel te lezen.